Als ‘atheïst’ (de afwezigheid van een geloof in goden) zocht ik tijdens mijn conservatoriumstudie naar een oprechte manier om de religieuze aria’s van Bach te interpreteren. Niet acteren dus, maar werkelijkheid. Van mijn toenmalige docent mocht ik echter niet in het openbaar laten kennen dat ik niet in een god geloof, want dan zou ik toch echt geen werk meer krijgen in de oratoriumwereld. Angst is echter geen goede raadgever.
Natuurlijk liet ik mij niet censureren in een 21e-eeuwse open democratie. Bovendien is het op zich vrij bijzonder om te weten dat seculiere gezindten ondertussen de helft van onze bevolking uitmaken (CBS), terwijl mensen tóch de Passies van Bach en andere componisten onverminderd indrukwekkend blijven vinden. De waardering van een kunstwerk is dus niet direct afhankelijk van een levensovertuiging. Al met al wist ik dat de door mij nagestreefde werkelijkheid en oprechtheid van interpretatie van grotere waarde zouden zijn voor mijzelf, voor het publiek en nog belangrijker: voor de muziek.
Mijn oplossing vond ik daarom op een andere manier, namelijk door de menselijke kant van Jezus te zien als het “goddelijke” of de mens, namelijk Jezus, als doel op zich. Dit zien we ook terug in bijvoorbeeld Brahms’ Ein Deutsches Requiem, dat bekend werd door de meer seculiere nadruk op de menselijke beleving van lijden en troost. Zowel een individuele ervaring, als in relatie tot directe naasten en geliefden.
Die menselijke ervaring stond ook centraal toen ik nog vóór het conservatorium Geschiedenis studeerde. Bij Oude Geschiedenis leerden we dat kruisiging vaak voorkwam in het antieke Jeruzalem. Dat is een objectief feit. De Romeinen kozen echter voor deze methode omdat de vermeende boef dan niet direct zou sterven, maar nog een tijd moest lijden. Het was dus een marteling, wat ook weer een afschrikwekkende indruk achterliet bij anderen. Dat is de ervaring, die ons meer kan vertellen over de invloed en het belang van op zich staande feiten. Zij vertelt ons waarom personen het belangrijk vonden deze gebeurtenissen te willen onthouden en doorgeven aan volgende generaties.
Ik zie ook een parallel met het hier en nu. Dissidenten in landen als Rusland, Iran en Noord-Korea, uiten in onze ogen simpele wensen als het zelf mogen bepalen wat je denkt, zegt of welke kleding je wilt dragen, maar welke door de machthebbers gezien worden als levensbedreigend voor het systeem. Bij Jezus was dit het mogen spreken over een persoonlijke band met en een liefde voor een dichtbij staand persoon, wanneer God ter sprake kwam. Geen angst of misplaatst ontzag voor een gevreesde autoriteit, maar meer gelijkwaardigheid vanuit dankbaarheid en wederzijdse liefde. Het systeem bleek echter extreem gevoelig voor het in zijn ogen anti-autoritaire aspect. En als was Jezus bereid “Caesar te geven, wat Caesar toekomt”, het loslaten van de absolute opvatting van gehoorzaamheid was blijkbaar genoeg om flink wat alarmbellen af te laten gaan. Dit gold voor zowel Jezus’ eigen religieuze gemeenschap als voor de Romeinen. En we zien wederom in dit verhaal, dat angst zelden een goede raadgever is.
De menselijke maat der dingen kunnen we overal in terugvinden en zeker in deze ervaringsgeschiedenis avant la lettre. Ik vind het dus helemaal niet zo vreemd dat werken als de Matthäus Passion nog altijd zo populair zijn. Het gaat immers ook over ons en niks menselijks is ons vreemd.