Sinds september 2007 ben ik lid van dit koor. Mijn zanghistorie begint einde jaren 60. Mijn vader was in die jaren dirigent van het herenkoor van de Willibrorduskerk. Samen met Piet Groot verzorgde hij de diensten in die kerk. Piet op het orgel, mijn vader als dirigent, niet alleen van het herenkoor, maar ook van het kinderkoor. Als ‘kinderen van…’ gingen ik en mijn broers ook bij dat koor.
Mijn vader deed dit met verve. Een kerstavond met 3 missen, hij vond het fantastisch.
In het kinderkoor werkten we niet met partituren. Nee, daar had hij zijn eigen oplossing voor.
Hij kocht van die hele grote blanco vellen, posterformaat. En hij had een stempeldoos, met allemaal nootjes, letters, kruizen, mollen, G sleutels, en noem maar op.
Hij tekende een notenbalk op dat stuk papier, en zette het hele stuk op papier.
Avonden is hij ermee bezig geweest, maar het was zijn lust en zijn leven. De tekst schreef hij daarbij, in koeienletters, zodat het voor de kindertjes goed te lezen was.
We werden thuis dus meegezogen in de gewoonten van mijn vader. Mijn broers hebben het niet zo lang volgehouden, ik wel wat langer. Maar op gegeven moment ging dat kinderkoor ter ziele, en het herenkoor van de Willibrorduskerk ging samen met het herenkoor van de Moeder Gods kerk.
Hoe rooms en zangerig vader Willem ook was, hij ging zich richten op biljarten. Het zingen in de kerk werd minder, het biljarten des te meer. Als zoon van de vroegere kastelein in Heiloo kon hij aardig biljarten. Zijn prijzenkast werd aardig gevuld.
In deze jaren is de basis gelegd voor mijn muzikale interesse. Heel veel jaren later, dat zal zijn geweest einde jaren 90, ging ik jaarlijks naar de Matthäus Passion in het Concertgebouw. Dat vond ik wel mooi, ik ging er altijd met een paar maten van me. Biertje na afloop, was heel gezellig.
Toen al had ik een CD van Ton Koopman. Op mijn ritjes naar Schagen luisterde ik deze heel vaak. In 2007 kwam mij ter ore, dat er tenoren gezocht werden bij Oratoriumkoor Heiloo. Er was een nieuwe dirigent, en ze zouden de Matthäus Passion gaan uitvoeren. Fantastisch dacht ik, daar stap ik in. Ik weet nog toen ik bij mijn eerste concert de prachtige begintonen van de Matthaeus hoorde, ik rilde ervan, schitterend. En dat ik daar nu deel van mocht uitmaken. Ik ben niet meer weg geweest.
Waarbij wij als mannen in de prettige omstandigheid verkeren, dat we gewild zijn.
Afgelopen jaren heb ik meerdere malen mee mogen zingen in allerlei andere koren. Heerlijk.
De Matthäus Passion is een prachtig stuk, ik zing het straks geloof ik voor de 15e maal, maar het is en blijft fantastisch. Wel wil ik iets met jullie delen over de MP.
De MP kent voor mij maar 1 kernwoord; Dilemma. Dilemma, linksom of rechtsom.
U zult misschien denken, waar heeft hij het over, maar echt iedere keer dat de MP op de rol staat, wordt ik weer voor een dilemma geplaatst.
De term dilemma duidt gewoonlijk een keuze aan uit twee of meer alternatieven, die even (on)aantrekkelijk zijn. De keuze kan daarom niet alleen op een logische basis gemaakt worden. De weg om uit een dilemma te geraken is dan ook vaak een zeer persoonlijke keuze.
Het dilemma valt niet mee, en is ieder jaar weer een worsteling. Het dilemma, de keuze om te gaan zingen bij koor 1, of om te gaan zingen bij koor 2. Dat is mij dilemma.
Soms denk ik, lekker bij koor 1. Het prachtige openingskoor, maar dan mis ik
Nun ist der Herr zur Ruh’ gebracht
En dat is jammer, want dit is o zo mooi.
Wat zal het doel van Bach hier nou mee zijn geweest. Een beetje filosofisch; de MP is een lijdensstuk. De hoofdrolspeler, Christus, moet lijden tot en met. Je zou haast denken, dat Bach dit bewust zo heeft gecomponeerd; laat de koorzangers en koorzangeressen ook maar lijden. Want, zo kun je de keuze die we moeten maken toch niet anders noemen, het is lijden met de lange ij, lijden om een keuze te maken tussen koor 1 of koor 2.
Wij als koorzangers lijden ook, net zoals Christus. Optimaal inleven, zo heet dat. Optimaal inleven in het stuk, dat je uitvoert.
Wij als tenoren hebben hiervoor onze eigen oplossing. We zijn met niet veel tenoren, en ach, vanuit sociaal oogpunt help je elkaar dan. Tuurlijk, vanuit sociaal oogpunt, maar wat is het heerlijk om dan de beide partijen te kunnen zingen.
De voorbode van de slotkoor. Het fantastische slotkoor, maar die voorbode, het “Nun nist der Herr zu Ruh gebracht”, dat mag alleen gezongen worden door koor 2. En niet door koor 1. Hoe verzint hij het. Dit waanzinnig mooie stuk, en wij mogen dat niet zingen. Waarom doet Bach dit??
Gelukkig is dat wat er daarna komt ook van wereldlijke schoonheid, het slotkoor.
Het totale plaatje, de wisselingen, dan weer koor 1, dan weer koor 2, hij zal er heel goed over nagedacht hebben. Het resultaat is van ongekende schoonheid!