Welbeschouwd ben ik behoorlijk schatplichtig aan de Matthäus Passion. Immers, als mijn ouders hebben elkaar niet hadden ontmoet bij het Toonkunstkoor in Tilburg, waar mijn opa dirigent was, dan was ik er ook niet geweest! Mijn eerste eigen herinnering aan Bach’s meesterwerk brengt mij terug als jongetje van een jaar of acht, gezeten op de grond bij de platenspeler met de versleten LP-box van de Matthäus op schoot, terwijl ik kant na kant van het dikke vinyl op de draaitafel legde. Ik luisterde samen met mijn moeder, soms ook met mijn broers en zusjes, en las de teksten mee, en verbaasde me over het wonderlijke verhaal dat daar verteld werd. Hoogtepunt was het felle ‘Barrabam!’ Ik had toen nog nooit gehoord van akkoordenleer, maar de haast atonale muziek maakte meer dan duidelijk dat hier iets bizars gebeurde: het volk kiest voor de boef, in plaats van de held!
Het beluisteren van de krakende, stoffige LP’s werd een traditie, en bij elke zitting etste Bach zijn klanken in mijn ziel. En zoals dat met tradities kan gaan, verbleekte deze, mijn leven nam andere wendingen aan en jarenlang was de Matthäus een mooie, maar vage herinnering. Maar toch, zodra ik ook maar ergens de inzet van het openingskoor hoorde, of een ‘Haupt voll Blut und Wunden’ gewaar werd begon de grammofoonplaat in mijn hoofd, in mijn ziel, weer te draaien. Mijn muzikale jukebox werd steeds vaker gevuld met de koralen en aria’s, en ik ging uitvoeringen bezoeken, en op mijn Bucket-list kwam steeds prominenter één levensambitie bovendrijven: ooit mee te zingen in de Matthäus, en daarmee in de voetsporen van mijn ouders te treden.
Nog geen twee jaar geleden meldde ik mij aan bij Oratoriumkoor Heiloo, viel met mijn neus in de Carmina Burana-boter – nota bene het enige muziekstuk waarvan ik nog een LP bezat! En daarna knalde de Passion non-stop uit alle tweeters en woofers die zich in hoofd verborgen houden. En intenser dan ooit beleefde ik het verhaal, van een vader, die zijn zoon opoffert. Een godheid, die zo herkenbaar menselijk is, emoties die zo universeel zijn, dat dit verhaal de generaties overstijgt, en in de hoofden van mensen, jong en oud, kerkelijk of niet, zal blijven weerklinken. En ik mag daar een bescheiden rol in spelen als bas, mede de lucht in de Cultuurkoepel in trilling brengen om het publiek, en onszelf, in vervoering te brengen, te verwonderen, te troosten en om ook bij hen herinneringen op te roepen aan die eerste keer dat Bach zich in hun hoofd nestelde.